China is met een
oppervlakte van bijna 10 miljoen km² (9.597.000 km² om precies te zijn)
het op
twee na grootste land ter wereld. Het land is ongeveer 300 keer groter
dan Nederland en daarmee kan het qua oppervlakte gemakkelijk een
vergelijking met West-Europa doorstaan. De totale lengte van de grens
aan landzijde bedraagt ruim 23.000 km. De totale lengte van de kustlijn
bedraagt ruim 14.000 km. De langste rechte afstand is ruim 5.000 km. Er
wonen 1.3 miljard mensen, dit is ongeveer
1/5 deel van de totale wereldbevolking.
China grenst in het noorden aan de Rusland, Mongolië en Noord-Korea.
West-China maakt deel uit van het plateau van Centraal-Azië. Hier grenst
China aan Pakistan en Afganistan. In het zuiden grenst China aan
Vietnam, Laos, Birma, India, Bhutan, Sikkim en Nepal en Oost-China
grenst aan de Gele Zee, de Oostchinese Zee en de Zuid-Chinese Zee. |
China heeft een
grote variatie in geografie, landschappen en klimaten; tropisch
regenwoud, rijstvelden, woestijnen, graslanden, besneeuwde bergtoppen,
stranden, enorme steden en kleine dorpen wisselen elkaar af. Het is niet mogelijk
om voor heel China per maand een gemiddelde temperatuur te geven. Door
de grootte van het land en door de hoogteverschillen zijn er grote
verschillen. De klimaten variëren van subtropisch in de zuidelijke
provincies tot gematigd in het noorden.
-
De noordelijke winters zijn koud. In Beijing komt de temperatuur dan
niet boven de 0°C en een gure ijskoude wind uit het noorden doet het nog
kouder aanvoelen. Over het algemeen is het in de winter wel droog en
zonnig. Vanaf maart stijgt de temperatuur tot gemiddeld 20°C. In de
zomermaanden is het vrij warm, tussen 25°C en 30°C. De temperatuur kan
dan zelf oplopen tot 35°C of hoger. In de herfst is het overdag nog
redelijk warm, maar koelt het 's avonds sterk af.
-
In het zuiden (het gebied rond Canton) zijn de verschillen in
temperatuur minder groot. Het is 's zomers wel iets warmer dan in het
noorden en de temperatuur daalt 's winters zelden beneden het vriespunt.
De hete, vochtige periode valt tussen april en september; de temperatuur
kan dan stijgen tot 38°C. De zomer is tevens het regenseizoen. De
winters (januari-maart) zijn kort.
-
In Centraal China zijn de zomers lang, heet en vochtig. Tussen april en
oktober kent men daar de hoogste temperaturen. De winters zijn kort en
koud en de temperaturen kunnen dalen tot 0°C.
-
Aan de kust zorgt een zeeklimaat voor de gematigde temperaturen, met in
verhouding meer regen in de zomer. De hooglanden van Tibet en Qinghai
kennen een bergklimaat met strenge winters en matig warme zomers. De Yangtse Rivier is de scheidingslijn wat betreft de
verwarmingsvoorziening in de woonhuizen. Voor alle gebieden boven deze
rivier geeft de regering toestemming om kolen te branden, ten zuiden van
deze rivier moeten de mensen maar warme kleding aantrekken.
De geografische geschiedenis van het land werd bepaald door het rijzen
van het Centrale Hoogland. Hierdoor is tevens het hooggebergte ontstaan.
Oost-China ligt relatief laag (over het algemeen beneden de 500 meter)
en de Tibetaanse hoogvlakte ligt hoger dan 2.000 meter, met pieken van
7.000 tot boven de 8.000 meter. Op het Centrale Hoogland ontspringen de
twee grote rivieren van China: de Yangze Rivier (Chang Jiang), en
de Gele Rivier (Huang He). Miljoenen jaren voerden deze rivieren
slib aan waardoor het Chinese laagland ontstond. Deze afzetting kon
ontstaan vanwege de enorme erosie die het centrale deel van China
teisterde en die mede ontstaan is vanwege de grootschalige ontbossing
van het land.
China heeft 1.500 rivieren. Deze rivieren zijn onmisbaar voor transport,
energievoorziening en irrigatie. Verder heeft China circa 370 grote
(zoetwater en zoutwater) meren en ontelbare kleinere.
Heel globaal kan China in
verschillende geografische en klimaatzones worden
verdeeld:
-
De woestijn- en
steppegebieden
van
Mongolië en Xinjiang bestaan uit droge steppen, bekkens, hoogvlakten
en woestijnen. Het gebied behoort geografisch tot Centraal-Azië. De
hoogvlakten worden door bergruggen gescheiden. De communicatielijnen
volgen de oases, waaromheen de steden zijn geconcentreerd. In dit
gebied is het klimaat continentaal, met droge en koude winters en
hete tot zeer hete zomers. De temperatuursverschillen tussen dag
(zeer heet) en nacht (koud) zijn erg groot.
-
Het
noordoostelijke deel
- met
de belangrijkste steden Shenyang, Dalian en Harbin - kent
uitgestrekte laagvlaktes waar de winters lang en koud en de zomers
kort en heet zijn.
-
Het
noordcentrale gebied
wordt door heuvelruggen van de Yangzi gescheiden. Het gebied ligt
over het algemeen onder de 200 meter en bevat de Delta van de Gele
rivier (Hüanghe) en andere rivieren. Het gebied is erg gevoelig voor
overstromingen en droogte. Het noordoostelijk deel en Centraal China
kent een landklimaat met hete zomers en koude winters waarin het
vaak vriest. In de zomer valt de meeste neerslag. In de lente komen
er regelmatig stofwinden voor.
-
West-China
wordt
van het oosten gescheiden door de randgebergten van de Mongoolse
hoogvlakte en het westelijk berggebied van Sichuan en Yunnan. Het
zuidwesten bestaat uit een plateau met hoogten tussen de 1.000 en
2.500 meter. Het wordt doorsneden door grote rivieren, met relatief
kleine, vruchtbare dalen. Het klimaat is er mild, met koele, droge
winters en lange, vochtige, maar niet erg hete zomers.
-
Het
heuvelachtige en waterrijke zuidoostelijke deel
kent door de
grote hoogteverschillen en het vele water diverse
weersomstandigheden en heeft een tropisch klimaat. In het voorjaar
valt er veel neerslag. In de zomer is het er tropisch warm en
vochtig. Aan het eind van de zomer bestaat er het gevaar van tyfonen.
In de winter vriest het er zelden.
-
Het Lössplateau
van Centraal-China
was ooit één van de belangrijkste centra van de Chinese beschaving.
De vallei van de Wei-rivier is de belangrijkste toegangsroute naar
Centraal-Azië. De lössgrond is vruchtbaar maar bevattelijk voor
erosie. Het gebied is nogal droog . De zomers zijn heet en de
winters streng en koud.
-
Het
Sichuanbekken
is
zeer vruchtbaar en wordt omringd door bergen. Het klimaat is mild.
In de winter is het niet erg koud doordat de bergruggen in het
noorden de koude winden tegenhouden. De meeste neerslag valt in de
zomer.
-
Het Tibetaanse
Plateau
omvat Tibet, Qinghai en een deel van Sichuan. Het grootste deel van dit
gebied bevindt zich meer dan 3.000 meter boven de zeespiegel, met
bergtoppen van 7.000 tot 8.000 meter hoog. De hoofdstad van Tibet
(Lhasa) ligt op 3.500 meter hoogte. Het gebied bestaat uit berghellingen
en vlakten. Het klimaat wordt sterk door de hoogte beïnvloed. De winters
zijn koud en de zomers koel, hoewel de zon wel vaak schijnt. Er valt
weinig neerslag.
|